Tink is niet meer
Nou en? zal de goegemeente denken en op de schaal van Richter of die van Beaufort zal dit ook geen rimpeling veroorzaken, maar voor ons is de dood van de 17-jarige Trakehner premiemerrie een groot verlies. In veel opzichten.
Al sinds mensenheugen is ze op de hoeve. Moeder van zeven veulens, waaronder enkele bèste, de onbetwiste leidster van de kleine kudde, een persoonlijkheid met een eigen agenda, maar desondanks prettig in de omgang, lief zelfs.
Extra triest is het feit dat ze hoogdrachtig was, haar veulen zou in juni geboren worden. Je bent toch altijd benieuwd naar wat Moeder Natuur nu weer in petto heeft; we zullen het nooit weten. En dan praten we nog maar niet over de financiële kapitaalvernietiging, want dat is onkies.
Haar einde – op een stralende Koninginnedag – is verschrikkelijk. Min of meer bij toeval zien we dat ze op een vreemde manier gaat liggen in de wei. Onmiddellijk hebben we haar de stal in geloodst, maar dat geeft geen verlichting. Integendeel, haar ogen rollen, het zweet gutst van haar af, ze kan nauwelijks op de benen staan en valt. Komt het veulen te vroeg af? Koliek? Het is in ieder geval heel ernstig. Veearts gebeld. Die helpt net bij een bevalling en kan er pas over 20 minuten zijn. Tink richt zich nog een keer op, maar zakt bijna onmiddellijk door haar achterbenen. Het beeld doet sterk denken aan de BSE-slachtoffers onder koeien. Met een luide, schrille kreet, de doodsgehinnik zo blijkt nadien, valt ze weer op de grond. Nog twee, drie keer probeert ze zich op te richten, slaat steeds hard met haar hoofd tegen de voerbak en blijft dan stil liggen.
Verbijstering in en rond de stal. Ze is toch niet…….
Ja dus. Want hoewel we denken dat ze nog ademt, is dat slechts schone schijn. Haar lip wordt blauw en haar ogen staren in het niets. Als de veearts even later komt kan die slechts de dood constateren.
Die heeft een plausibele verklaring. Tink is inwendig verbloedt. Een van de draagbanden, die de baarmoeder ondersteunen, is geknapt. Daarbij is een groot bloedvat dat van het hart naar het veulen loopt, gesprongen. Haar buik is in een stuwmeer van bloed is veranderd.
Tijd voor rouwverwerking is er niet. ‘Ga als de donder buren, touwen, een tractor, mankracht halen, want over twee uur treedt de lijkstijfheid, de rigor mortis, op en dan krijg je haar met geen mogelijkheid meer uit de stal’, krijgt de schrijver te horen.
Maar op Koninginnedag is iedereen feest vieren… Uiteindelijk komt een boer met zijn tractor, schoonvader, ook boer, en een buurman. Naboarhulp, vroeger zo gewoon, nu gelukkig nog aanwezig in sommige delen van het land. Het blijkt een hels karwei om 650 kilo, merrie en ongeboren veulen, uit de stal te krijgen. Met touwen, sjorren, duwen en trekken en de vele paardenkrachten van de tractor wordt ze uit de stal gesleept en belandt op de voorvork van de trekker.
Arme Tink, ze is echt heel dood, haar hoofd bungelt in het luchtledige.
We dekken haar toe met oranje zeil. Daarna gaat het, enige honderden meters verderop, richting openbare weg; een dood dier mag je niet op je eigen erf houden. Daar ligt ze dan. Een bultje oranje in een zee van groen, wachtend op haar laatste reis. Die duurt nog even want pas maandag, dus twee dagen later, zal een vrachtwagen van een destructiebedrijf het kadaver ophalen. Wat een triest einde van zo’n mooi paard.
Herinneringen, er zijn er vele.
Hoe boos ze kon worden als ze alleen, zonder metgezellen, in een stal werd opgesloten, hoe hard ze kon galopperen door het Montferland, hoe mooi ze kon draven in de bak, hoe fanatiek ze haar veulens tegen ongewenste aandacht verdedigde en hoe lenig -en vuil- ze kon bokken. Een beetje bok kun je uitzitten, maar een met anderhalve schroef, gevolgd door een dubbele rietberger. Is niet te doen. Menig amazone heeft ze in het stof doen bijten. Als Tink iets niet zinde, liet ze het merken, zonder aanzien des persoons of diers.
Tink is nu in de paardenhemel, de andere paarden lijken haar vergeten te zijn. Toch is er iets veranderd, dat moeten ze merken. Al is het alleen maar dat er geen leider meer is, de vanzelfsprekende hiërarchie is weg.
De ziel is uit de kudde.
En, wat nog meer opvalt: het is zo stil in de wei.
Henk Waninge