Jo Rutten, Tegen wil en dank promotor van Trakehner Bloed
Een opvallende persoonlijkheid, op wedstrijden en keuringen. Wanneer je hem spreekt kan je je niet aan de neiging onttrekken je af te vragen of je wel serieus genomen wordt. Of het onderwerp van gesprek wel serieus genomen wordt door die lange man tegenover je, met zijn onafscheidelijke hoed nooit precies recht op zijn hoofd, de blik in de ogen die bijna schalks genoemd kan worden. Maar de vakkennis of scherpe blik achter deze façade onderschatten is meerdere mensen duur komen te staan. Achter het uiterlijk van deze joviale Limburger die soms ongeïnteresseerd overkomt gaat een scherpe en allesziende blik verborgen. Verpakt tussen zuidelijke kwinkslagen komen degelijk overdachte meningen naar voren en soms een vlijmscherpe waarheid. Duidelijk en zonder omwegen wordt een mening gegeven als vaststaand feit. Hier is de meester aan het woord en daar wordt door de persoon in kwestie geen ogenblik aan getwijfeld. En met reden, Jo Rutten heeft op dit moment waarschijnlijk in Nederland de meest veelzijdige ervaring in de dressuur die maar mogelijk is. Hij wordt tot één der belangrijkste specialisten op dit gebied gerekend en voor ons is echter niet alleen al die bekende veelzijdigheid, maar het feit dat de meeste successen van Jo en nu zijn zoon Bert bereikt zijn en worden op paarden met minimaal 50% Trakehner bloed.
Het begin
“Jo met de Banjo” scandeerde Nederland in navolging van een populaire hit, toen Jo Rutten uit het niets opdook met zijn Doruto-zoon Banjo en vervolgens individueel de geplaats bezette op de Olympische Spelen te Montréal in 1976. Jo was echter tot grote verontwaardiging van de esthetici onder de dressuur- rijders al snel zonder Banjo, omdat hij het paard op de top van zijn kunnen, en in de schijnwerpers van de behaalde triomfen, verkocht. Het bleek tekenend voor de verdere carrière van Jo en later ook van Bert Rutten te zijn. Pas tevoorschijn komen met een paard wanneer het Grand Prix klaar is, soms op een leeftijd waarbij vele mensen minimaal de wenkbrauwen optrekken, en dan direct doorstoten naar de top. Vervolgens wordt na behaalde successen het onderhavige paard verkocht op een niveau waar de meeste dressuurruiters naar toe leven, een niveau dat de meesten van hen nimmer, zelfs na vele jaren dagelijkse kostbare training, zullen bereiken. Dat levert scheve gezichten op in een wereld die zo klein is als de dressuurwereld. Zeker in een tijd waarin je iedere Z ruiter bij naam kende, laat staan de beoefenaars van de hogere klassen. Maar zelfs nu, 13 jaar later, na de geweldige evolutie van de dressuur zowel op internationaal als op nationaal niveau, worden vader en zoon Rutten niet helemaal als passend bekeken. Handelaren en goochelaars, dat heeft niets met de klassieke dressuur te maken, dat is de knoppen opzoeken en er op de juiste tijd op drukken, het verknoeien van jonge paarden, zijn zoal de meest gematigde opvattingen over de wijze waarop vader en zoon Rutten zich manifesteren.
Maar al deze theorieën worden vraagtekens wanneer ze gemixt worden met een andere vastgeroeste theorie. Trakehners zijn lastige kwalijknemende paarden, hete bliksems die niet willen en kunnen presteren. Vermeng deze twee ‘waarheden’ eens en kom dan toch tot de rij van successen die de laatste 15 jaar vanuit Hunsel op Trakehners en paarden met Trakehner bloed bereikt zijn. Wat misschien nog veel belangrijker is, de verkochte paarden blijven presteren, ook onder hun nieuwe ruiters. Daar klopt niets van. Met het gezegde “Je moet er geweest zijn om erover te kunnen oordelen’ in het achterhoofd, rijd ik op een buitenaards mooie februaridag naar Hunsel. Rust overheerst de draagbare telefoon aan het oor, een brede grijns en een joviale zwaai met de arm, ik wordt vast de woonkamer ingeloodst waar koffie is. In de loop van de dag zal blijken dat de familie Rutten op koffie loopt gelijk een Amerikaanse auto op benzine, ik raak de tel kwijt van de koppen en bekers die aangevoerd door mevrouw Rutten, in afwisseling met de koffiemachine in de manege, verzwolgen worden. Misschien heeft het ook met het tijdstip te maken, aswoensdag in Limburg. Kleurige ballonnen in de box van de kleindochter, getuigen van het net voorbije carnaval. Ik zit niet lang alleen aan tafel. De familie Rutten heeft een hecht gezinsleven en niemand schijnt haast te hebben terwijl het werk toch ongemerkt doorgaat, Bert diverse paarden berijdt en de stagiaires geroutineerd de nodige werkzaamheden uitvoeren. Al spoedig komen Bert en zijn vrouw mij gezelschap houden. Bert is thuis voor mij bijna onherkenbaar. De op de wedstrijden en shows ietwat gespannen aandoende ruiter is hier een aardige vriendelijke bescheiden jonge man die zich, wanneer hij niet op een van de paarden rijdt, op de achtergrond houdt. Zijn vrouw Marian ondersteund hem op een enthousiaste manier, zij lijkt het tegenbeeld van haar rustige echtgenoot, of de aanvulling. Met iets van berusting in haar stem vertelt ze over de pogingen die ze jarenlang gedaan heeft om Bert mee te krijgen naar het carnaval. De keren dat hij dat, om haar een plezier te doen, heeft gedaan, zat hij in een hoek de boel te bekijken. Een bijna onaanvaardbare houding voor een echte Limburger. Maar Bert blijft het liefst rustig bij de paarden. Ja, hij had erg genoten van de paarden in Neumünster, beantwoordt hij mijn vraag in die richting. Hij vond de kwaliteit van de hengsten daar erg goed en vooral de wijze van selectie; op deze manier kan je tenminste een rustig en volledig beeld van de paarden krijgen. “De manier waarop de paarden gepresenteerd worden sluit iedere waarschijnlijkheid uit”, aldus Bert. Hij vervolgt: “De ene hengst is buiten beter, de ander laat zich los goed zien, weer een ander moet de omgeving goed kennen voor hij zich ontspant en de volgende is aan de hand beter. Je weet nu zeker dat er geen verkeerde paarden genomen worden of weggestuurd, daarbij is er veel bekend over bloedopbouw en stammen omdat het een gesloten stamboek is. Ik vind het een erg mooi systeem van keuren. Door de hoeveelheid hengsten en de individuele aandacht kon je iedere hengst goed bekijken” . Bert zocht niet zelf de hengst Pondor uit die door de familie Laeven werd aangeschaft, maar kon zich goed vinden in de aankoop.
Van Neumünster is het een kleine stap naar de Trakehners die hier op stal staan. Drie volbloed Trakehners en een groot aantal halfbloeden waarbij Amagun nogal nadrukkelijk op de voorgrond treedt met 7 kinderen. Een van die kinderen is de zesjarige Goldamber uit Goldwina v. Blitzwind, gefokt door Antoon van Osch. Deze ruin zal binnen afzienbare tijd uitgebracht worden onder de naam ‘Figaro’ . Zijn volle broer, twee jaar oud, maar voor die leeftijd nogal ruimschoots uit de kluiten gewassen, is zijn stalgenoot. Wanneer Bert de zesjarige rijdt zien we waarom Jo de beide broers heeft aangeschaft. De jonge ruin toont, naar verwachting, al alle onderdelen die de Grand Prix vraagt. Dat is niets waar iemand zich over zal verbazen die dit adres bezoekt en weet dat dit paard al enige jaren in eigendom is van de familie Rutten. Iets anders is dat geen dressuurliefhebber zich zou ergeren aan ‘kunstjes’ bij deze training. Het paard loopt onder de kundige ruiter in volledige ontspanning, en met een takt die adembenemend is.
Figaro is in niets echt opvallend, heeft geen overdreven indrukwekkende grote bewegingen, maar draagt zichzelf, vertoont moeiteloze overgangen zonder zijn takt te verliezen waarbij diverse zware onderdelen vloeiend tussen de verschillende tempo’s uitgevoerd worden. Bert berijdt hier duidelijk een paard dat getraind wordt voor de internationale dressuur. Het is niet zo’n spectaculaire voorstelling als later op de dag de hengsten Zirkoon en Clavecimbel die beschenen door een knallende voorjaarszon in de buitenbak de kunst van de trainers vermengd met hun oerinstincten als hengst tot een fascinerend schouwspel maken. Indrukwekkend door de kracht en de overweldigende aanwezigheid van de hengsten. Maar hier in de binnenmanege wordt het begrip ‘dressuur’ verwerkelijkt.
Rust overheerst, paard en ruiter lijken moeiteloos aan het werk te zijn. Vader Rutten, hoed, sigaar, koffie, hangt achterover in zijn stoel en wil) wel wat toelichtingen kwijt. Dat die grote bewegingen helemaal niet zo gewenst zijn. Dat kracht belangrijk is, dat een gedragen galop onontbeerlijk is en hij onderstreept de woorden door te wijzen op de combinatie in de bak die als vanzelf enige pirouettes uitvoert. “Dat brengt twee maal dubbele punten op in een proef, ‘dat is dus belangrijk”, debiteert hij met niet te weerleggen logica. Mogelijkheden moeten aanwezig zijn maar al die kunsten dan, al die jonge paarden die zo vroeg al van alles geleerd worden, dat is toch heel slecht, daar gaan ze toch kapot van. Jo kijkt mij met een meewarige blik aan: “Een paard is tot bepaalde dingen in staat. Wanneer je een paard zoekt kan je veel dingen incalculeren en je kan ze veterinair laten keuren. Maar bepaalde beperkingen die het paard heeft zijn slechts te vinden door ze uit te proberen. Een veulen changeert en piaffeert. Een vierjarige die daaraan kapot gaat, was ook kapot gegaan als dat pas op zijn achtste jaar was uitgepro- beerd, alleen heb je er dan al jaren werk en geld inzitten. Amon had op zijn zevende jaar gallen, op zijn twintigste had hij die nog en al die tijd heeft hij ermee gewerkt. Wanneer een paard het werk wat je van hem vraagt gemakkelijk aankan dan doet hij dat voor je. Men is gauw geneigd zo’n paard een goed karakter toe te dichten. Maar een paard dat beperkte mogelijkheden heeft en de helft doet van wat een ander paard met meer talent kan, heeft in wezen een beter karakter. Wanneer een paard zich verzet tegen het gevraagde en hij doet dat niet uit verzet, maar eenvoudigweg omdat hij er niet toe in staat is, dan helpt de zwaarste aframmeling niet, je krijgt het er niet in. Bert gebruikt best de zweep wanneer dat nodig is en is ook wel eens gedwongen op paarden te rijden die talenten toegemeten worden doe zij eigenlijk niet bezitten, maar het liefst doet hij het zonder”. Ieder paard is een individu en heeft bepaalde eigenschappen, talenten en beperkingen. Veel van die zaken zijn overerfbaar, aldus het credo van Jo Rutten en zo komen we bij de oorzaak van het feit dat deze ruiter, waarvan we zo een handvol befaamde paarden kunnen opnoemen van Trakehner vaders, Banjo v. Doruto, Mambo v. Doruto, Balalayka v. Doruto, Garibaldi v. Idool en Ampère v. Amagun, dat diezelfde Jo Rutten die ogenschijnlijk Trakehner bloed zoekt, lachend de reden omschrijft waarom hij maar drie volbloed Trakehners op stal heeft. “In Duitsland”, zo begint hij met glimmende pretogen, “bestaan officieel 12 erkende koopvernietigende gebreken, de dertiende is het feit dat het paard een Trakehner is”. Een gulle lach, die op iedere mop waarmee hij kwistig rondstrooit volgt, moet eerst beëindigd worden alvorens we terugkeren naar de werkelijkheid. “Alles is erfelijk, de kleur, de manier waarop ze lopen, de intelligentie, zelfs in het draad zitten is erfelijk. Kijk deze ruin (en hij wijst op Goldamber) is evenals de meeste Amaguns intelligent. Hij liep in de wei met een Planeet. Op een dag was het warm, ze hadden dorst, wij vullen de bakken water met een slang. Dus toen die slang bij hun bak kwam ging die Planeet met zijn hoofd eronder waarbij hij water in zijn oor kreeg. Dus kwam die kop meteen weer naar boven. Dat herhaalde zich nog enkele malen. De Amagun bekeek dat en begon even later direct uit de slang te drinken. Dat is slim. Ik heb drie Trakehners, drie Amaguns die hier in Nederland gefokt zijn, de twee genoemde uit de Blitzwind en een jonge hengst uit een Ibikus moeder gefokt door Arie Timmer. Daar ken ik de moeders van, dat is de reden dat ik niet in Duitsland koop. Ik weet niets van Duitse bloedlijnen of merriestammen. Hier in Nederland ken ik de hengsten die de vaders en grootvaders van de moeders zijn. En er zijn er vele waar ik sowieso geen kind of kleinkind van op stal wil hebben. Dat weet je dat geeft je enige zekerheid naast alle onbekende factoren” .
Jo Rutten staat bekend als rijder, trainer, adviseur en handelaar. Dat laatste ontkent hij direct met de woorden dat er niet meer dan gemiddeld 6 paarden per jaar zijn stal verlaten en dat hij nooit naar paarden zoekt, maar dat die hem altijd aangeboden worden, “ondanks dat ik bekend sta als iemand die maar weinig betaalt, krijg ik toch de goede in handen”, vult hij vrolijk aan. Maar minder bekend is hij als fokker en opfokker. De keiharde twintigjarige moeder van Ampère staat drachtig op stal, samen met nog een aantal fokmerries waaronder haar dochter de volle zuster van Ampère. In de stallen en weiden zien we meerdere jaarlingen en tweejarigen, zonder uitzondering in goede conditie. Sommigen gekocht, anderen uit eigen aanfok.
Uitstraling
Jo Rutten mag dan onverschillig doen over het Trakehner bloed dat zo overvloedig in zijn stallen aanwezig is, Gottfried Hoogen was samen met mij danig onder de indruk van de Amor x Doruto die nu in Ermelo staat, en bij zijn entree op de KWPN-hengstenkeuring in Arnhem het meest imponerende paard van die dag was. De hengst voert 50% Trakehnerbloed, maar ook de hardheid en gezondheid van zijn twee voorvaders die beiden hoog bejaard zijn of werden. Alleen daarom al is hij interessant voor de huidige fokkerij met al zijn veterinaire problemen. Maar er is nog iets opvallends aan deze hengst die niet modern genoemd kan worden qua exterieur, hetgeen ook niet mogelijk is want in theorie zou hij ook 20 jaar geleden geboren kunnen zijn. Deze hengst, die later door Xavier Schullekens rustig bereden wordt terwijl wij toekijken, heeft een duidelijke Trakehner rasuitstraling. Dat heeft ook de andere op de keuring uitgebrachte hengst van de familie Rutten een Amagun x Jashin (v. Le Faquin XX) die jammer genoeg nog wat jeugdig aandoet en niet aangewezen is. Gelukkig loopt er buiten in de wei nog een volle broer die wat langer gelijnd lijkt. Het zou zonde zijn het bloed van Amagun verloren te laten gaan voor de KWPN-fokkerij, zeker in combinatie met een hengst die ook heeft bewezen dressuuraanleg te hebben. Jo Rutten gelooft zeer sterk in de overervingskracht van eigenschappen die een paard zelf heeft, dus niet direct vastliggen in zijn pedigree, aan de andere kant heeft hij een uitgesproken mening over bloed waar hij een hekel aan heeft. volgens zijn theorie zal een kind van een hengst die weinig prestaties of lastige kinderen geeft dit ook blijven doen ook al is de moeder een product uit een super prestatielijn.
Mijn gesprekspartner debiteert deze wijsheden niet zomaar uit de losse hand. Hij vestigt een mening over een hengst en laat die verstevigen door het bekijken van de veulencollectie. In dat kader is hij erg benieuwd of Chronos het in hem gestelde vertrouwen als dressuurhengst ook waar zal maken in zijn kinderen, qua type en bewegingen. De afkeer van een bepaalde hengst of diens bloedlijnen wordt vervolgens opgebouwd (of onderbouwd) uit gegevens die hier in Nederland vrij snel gemeengoed zijn, karakter, talent, gebreken en exterieur van de nakomelingen. Over het algemeen geldt deze afkeer niet voor hem bekend Trakehner bloed. Integendeel, uit zijn keuze van paarden blijkt dat hij van het aan hem bekende Trakehner bloed namelijk de Trakehner hengsten die hier in Nederland gedekt hebben, ruimschoots gebruik heeft gemaakt. Zelfs van een niet direct uitgesproken ras typische Trakehner hengst als Planeet. Nu is zo iets altijd wat overtrokken.
Wanneer een ruiter met een paard fijn werkt en dat paard presteert, dan gaat hij zoeken naar een die er op lijkt en dezelfde vader is dan een voor de hand liggende keuze. Ook is het niet verbazingwekkend dat fokkers, die zien dat ruiter A zo succesvol is met kinderen van de hengst waar hij zelf mee fokt, die kinderen aan zo’n ruiter aanbiedt. Dat hij daarvoor genoegen neemt met wat minder geld is ook begrijpelijk; een beroemd fokproduct heeft uitstraling naar de familieleden thuis, dus waardevermeerdering. Dat is allemaal bekend en kan aangevoerd worden als reden voor de grote hoeveelheid Trakehner nazaten in Hunsel.Maar wanneer die paarden in de loop van de jaren niet zO best .gepresteerd hadden dan had er allang geen Trakehner of halfbloed Trakehner meer bij de familie Rutten op stal gestaan, want het is duidelijk dat ze hier niet voor de lol gehouden worden, ze moeten kunnen en willen werken. De herhaling wordt zo langzamerhand vervelend, maar de successen van deze paarden onderschrijft wederom overtuigend dat een Trakehner kan presteren wanneer dat maar gevraagd wordt. Natuurlijk zijn er ook slechte Trakehners, het zou onwerkelijk zijn als dat niet zo was. Maar het is merkwaardig dat de goede zich telkens zo moeten waar maken voor ze aanvaard worden. Bij de familie Rutten is dat geen enkel probleem, ze kunnen het of ze kunnen het niet en dat is de enige maatstaf die hier gehanteerd wordt alvorens men jaren van training en geld in een paard stopt. Met willen heeft het niets te maken of zoals Jo Rutten zegt; “Als ze het kunnen, willen ze het ook, dus is dat geen probleem”. Hetgeen overigens niet zijn laatste woorden zijn voor mijn vertrek.
Dat worden een hele rits moppen die met dezelfde aandacht gebracht worden als de diepzinnige meningen en waarvan hij zelf zeker niet het minste plezier heeft. Ik ben er dus geweest en ik mag nu dus een mening hebben. Die is niet meer dezelfde als ’s morgens, daarvoor heb ik Bert te hard en te serieus zien werken en hem met vakkennis maar ook met liefde met de paarden zien omgaan. Daarvoor heb ik ook zijn vader met teveel plezier tussen zijn jaarlingen in de wei en de veulens op stal zien rondlopen. Ik denk dat iedereen die zich niet gedraagt zoals algemeen gebruikelijk, tegenstand oproept. Zeker wanneer daar ook nog successen uit voortvloeien en de persoon in kwestie weinig tactvol zijn waarheden hardop zegt. De familie Rutten heeft zich ruimschoots waargemaakt op hun eigen vakgebied én daarbuiten; maar het is duidelijk dat we de verrassingen uit Hunsel nog lang niet allemaal achter de rug hebben. Gezien de prestaties in het verleden mag de Nederlandse dressuur- wereld én de Trakehner fokkerij daar blij om zijn.
Noortje Schmeink